PASS- EN TRAPVORMEN: LOOPLIJNEN EN SPELSITUATIES VOOR EFFECTIEVE TEAMTRAINING

Startfase:
Speler A dribbelt met de bal tot aan de twee kegels.
Tegelijkertijd vraagt speler B de bal op.
Speler A passt naar speler B, die de bal controleert en breed legt voor de inlopende speler A.

Middenfase:
Speler A speelt de bal diep in op speler C, die zich aanbiedt.
Speler C ontvangt en speelt de bal terug naar speler B.
Speler B speelt een steekpass naar de diepgaande speler D (D’).
Speler D (D’) kaatst de bal terug naar speler C.
Speler C speelt vervolgens de bal in de loop van speler D (D’).

Afsluitfase:
Speler D (D’) ontvangt de bal en passt naar speler E (E’).
Speler E (E’) controleert de bal en legt deze terug voor de inlopende D (D’).
Speler D (D’) speelt opnieuw een diepe pass naar de diepgaande E (E’).
Speler E (E’) neemt de bal mee en dribbelt terug naar de groep.

In plaats van diep te spelen, dribbelt speler D (D’) zelf richting het doel en rondt af. Speler E (E’) haalt de bal op en sluit opnieuw aan bij de groep.